De volkstuin is terug van nooit helemaal weggeweest

20-10-2023

De volkstuin ontstaat in de tweede helft van de 18de eeuw in Groot-Brittannië. Het fenomeen waait een eeuw later over via Frankrijk naar België.

Eerst zie je sociaal voelende weldoeners akkertjes ter beschikking stellen waarop mensen zelf groenten kunnen telen. Op het einde van de 19de eeuw wordt 'Het werk van den Akker en den Haard' opgericht.

Het initiatief komt vooral van prominente katholieken en begint met een eerste volkstuinencomplex in Brussel. Daarna volgen andere steden.

De 'haard' in de naam van de organisatie is belangrijk, de initiatiefnemers willen hun achterban stimuleren een eigendom te verwerven, onder meer met het geld dat wordt uitgespaard door zelf groenten te telen.

De belangrijkste doelstelling van de organisatie is een grotere economische onafhankelijkheid. Rond de eeuwwisseling gaf het modale arbeidersgezin in België gemakkelijk de helft van zijn inkomen uit aan voedsel.

Ook de bevordering van gezonde voeding speelt mee. Rond 1900 ontstaat de moderne voedingsleer met meer aandacht voor fruit en groenten.

Verder is 'Het werk van den Akker en den Haard' een initiatief tegen zedelijk verval, onder meer alcoholisme. Wie in de moestuin werkt, heeft geen tijd om op café te zitten.

Opmerkelijk is dat de volkstuin in de eerste plaats vanuit katholieke hoek wordt omarmd en veel minder vanuit socialistische. De organisatie groeit uit tot de motor achter de meeste Belgische volkstuinen.

Daarnaast zijn er ook privé initiatieven, lokale besturen en de Spoorwegen tuinen.

De oorlogsjaren zorgen voor een massale toeloop op de volkstuinen. Beide Wereldoorlogen zijn heel belangrijk voor de doorbraak van de volkstuin: voedsel is duur en schaars.

Lokale besturen steunen de volkstuinbewegingen en het aantal leden en tuintjes neemt sterk toe.

Na de oorlog is er een grote terugval. In de jaren '60 tot '80 krijgt de volkstuin het moeilijk. Meer mensen hebben een eigen tuin en het voornamelijk mannelijke publiek veroudert.

Geleidelijk aan kennen de volkstuinen de instroom van mensen met een migratieachtergrond.

De jongste decennia zit de volkstuin weer in de lift. De groeiende belangstelling hangt samen met het belang hechten aan gezond, duurzaam en lokaal geproduceerd voedsel.

Daardoor trekt de volkstuin een jonger publiek aan. Men wil de zaken zelf doen en de kennis van het ambachtelijke verwerven. In de tuin werken brengt een zeker rust met zich mee.

De groeiende aandacht voor ecologisch tuinieren zorgt ervoor dat het gebruik van pesticiden vandaag in verschillende volkstuincomplexen verboden is.

Tuinhier VZW is de opvolger van 'Het Werk van den Akker en den Haard'. Daarnaast zijn er ook volkstuinen die aanleunen bij VZW Velt, een organisatie die onder meer ecologisch tuinieren promoot.

Verder heb je ook pluktuinen en buurttuinen.

Een tussenvorm die in de lift zit, CSA: community-supported agriculture, vind je dikwijls aan de rand van de stad. Deze wordt gerund door een professionele boer, maar burgers oogsten er de groenten zelf.

De evolutie van de volkstuin toont ook wat er geteeld wordt. In de Tweede Wereldoorlog waren het vooral voedzame gewassen zoals aardappelen, kolen, wortelen en uien.

Vanaf de jaren '60 is er een grotere variatie in de teelten. Volkstuinen hebben nu ook een sociale betekenis en zijn een plek van ontspanning.

Heden is het niet zo eenvoudig om een volkstuintje te bemachtigen. Rond grotere steden zijn er lange wachtlijsten.

Meer grond voor volkstuinen zou welkom zijn.

Bronnen: professor Yves Segers – coördinator van het Centrum Agrarische Geschiedenis